2 Chronicles 33

De rest van de levensgeschiedenis van koning Jechizkia en al zijn goede daden zijn beschreven in het boek van de profeet Jesaja, de zoon van Amos, en in het Boek van de Koningen van Juda en Israël. 1Na zijn dood werd Jechizkia begraven tussen de andere koningen op de koninklijke begraafplaats, die op een helling lag. Heel Juda en Jeruzalem bewezen hem bij zijn dood de laatste eer. Zijn zoon Manasse volgde hem op. 2

Manasse, de goddeloze koning van Juda

3Manasse was nog maar twaalf jaar oud toen hij koning werd. Hij regeerde vijfenvijftig jaar vanuit Jeruzalem. 4Maar hij voerde een goddeloos bewind, want hij moedigde zijn onderdanen aan de afgoden te aanbidden van de heidense volken die de Here had vernietigd toen het volk Israël het land binnentrok. 5Hij herbouwde de heidense tempels die zijn vader Jechizkia had afgebroken, evenals de altaren van Baäl en de Asjerabeelden. Ook boog hij neer voor de zon, de maan en de sterren en aanbad deze regelmatig. 6
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 2.Krøn. 33:5.
7
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 2.Krøn. 33:4-5.
Hij plaatste zelfs heidense altaren op de beide voorpleinen van de tempel van de Here die dienden voor de verering van zon, maan en sterren. En dat op de plaats waarvan de Here had gezegd dat Hij daar voor altijd zou worden vereerd.
8Manasse offerde zelfs zijn eigen kinderen als brandoffer in het dal Ben-Hinnom. Hij ging te rade bij mediums, waarzeggers en bezweerders en moedigde elk soort afgoderij aan. Hij deed afschuwelijke zonden in de ogen van de Here en riep zo zijn toorn op. 9Hij presteerde het zelfs een afgodsbeeld in Gods eigen tempel neer te zetten, waarvan God tegen David en zijn zoon Salomo had gezegd: ‘Ik zal worden vereerd in deze tempel en in Jeruzalem, de stad die Ik uit alle andere steden van Israël heb gekozen om daar voor altijd te worden vereerd. 10En als u zich aan mijn geboden houdt en aan alle wetten en aanwijzingen die Mozes u heeft gegeven, dan zal Ik Israël nooit meer verbannen uit dit land, dat Ik uw voorouders gaf.’ 11Maar Manasse moedigde de inwoners van Juda en Jeruzalem aan tot nog meer goddeloze daden dan de volken hadden gedaan, die de Here destijds vernietigde toen Israël het land binnentrok.

12Hoewel de Here tot Manasse en zijn volk sprak, luisterden zij niet naar zijn waarschuwingen. 13Daarom stuurde God het Assyrische leger, dat hen gevangennam en naar Babel wegvoerde. 14Pas toen Manasse in uiterste nood verkeerde, vernederde hij zich en vroeg de Here, de God van zijn voorouders, om hulp. 15En de Here luisterde en beantwoordde zijn smeekbede door hem terug te brengen naar Jeruzalem en zijn koninkrijk. Toen dat was gebeurd, besefte Manasse pas goed dat alleen de Here God is.

16Hierna herbouwde hij de buitenmuur van de Stad van David, ten westen van de bron van Gichon in het Kidrondal, die naar de Vispoort en rond Ofel liep. Bovendien maakte hij de muur een stuk hoger. Zijn legeraanvoerders verspreidde hij over alle versterkte steden van Juda. 17Hij verwijderde alle heidense afgodsbeelden en het stenen beeld dat in de tempel stond. De altaren die hij op het tempelterrein en overal in Jeruzalem had laten neerzetten, liet hij afbreken en buiten de stad brengen. 18Daarna nam hij het altaar van de Here weer in gebruik en bracht er offers op, vredeoffers en dankoffers, en verlangde van de inwoners van Juda dat zij de Here, de God van Israël, ook weer gingen vereren. 19De mensen bleven echter gewoon op de altaren in de heuvels offeren, al waren die offers nu wel bestemd voor de Here, hun God.

20De rest van Manasses daden, zijn gebed tot God en Gods antwoord door de profeten, staan allemaal beschreven in het Boek van de Koningen van Israël. 21Zijn gebed en de manier waarop God hem verhoorde, plus een duidelijke lijst van zijn zonden en fouten, inclusief een opsomming van de plaatsen waar hij heidense tempels, Asjerabeelden en andere afgodsbeelden plaatste— uiteraard vóór de grote ommekeer in zijn leven—zijn opgenomen in de Kronieken van de profeten.

22
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 2.Krøn. 33:21.
23
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 2.Krøn. 33:20-21.
Na zijn dood werd Manasse in de tuin van zijn paleis begraven en zijn zoon Amon volgde hem op. Deze Amon was tweeëntwintig jaar toen hij in Jeruzalem aan de regering kwam, maar hij was maar twee jaar aan het bewind.
24Het was een goddeloos bewind, net zoals dat in de vroege regeringsjaren van zijn vader Manasse. Amon offerde aan alle afgodsbeelden die zijn vader had laten maken. 25Maar hij wilde niets weten van bekering, zoals dat bij zijn vader wel het geval was. Integendeel, hij begon steeds zwaarder te zondigen en laadde een zeer grote schuld op zich.
Copyright information for NldHTB